De bouwshift via het vergunningenbeleid

Voor haar masterproef ter voltooiing van haar opleiding Stedenbouw en Ruimtelijke planning aan de Universiteit Antwerpen onderzocht Annemie Troosters, ruimtelijk planner bij Interleuven, de mogelijkheid om de bouwshift (deels) te realiseren door middel van het huidige vergunningenbeleid. Het onderzoek kadert eveneens binnen het strategisch project Regionet Leuven als actie uit de goedgekeurde gebiedsagenda van de hoogwaardig openbaar vervoer-corridor Leuven-Zaventem.

Aan de hand van een analyse van het wettelijke kader voor het vergunningenbeleid, een survey bij de gemeentelijke omgevingsambtenaren en een terreinonderzoek bij twee lokale besturen, zoekt de masterproef een antwoord op volgende vraag: In welke mate kan in het kader van het vergunningenbeleid het loutere gebruik van de decretale beoordelingscriteria en de criteria van de goede ruimtelijke ordening bijdragen aan het realiseren van de bouwshift?

Methodiek
Als eerste stap werd het slecht gelegen aanbod aan onbebouwde percelen in woongebied gedefinieerd. Hiervoor werd een onderscheid gemaakt tussen percelen gelegen binnen of buiten een kern, percelen met verordenende
voorschriften (verkaveling, BPA of RUP) en percelen gelegen in woonuitbreidingsgebied. Vervolgens werden de criteria geselecteerd op basis waarvan een lokaal bestuur een vergunningsaanvraag volgens de VCRO moet beoordelen en dewelke relevant zijn om als weigeringsgrond te dienen. Elk criterium werd gekoppeld aan een overeenstemmende GIS-datalaag zodoende het criterium te objectiveren. Tot slot werd aan elk criterium een score gegeven die uitdrukt hoe zwaar een criterium doorweegt in de beoordeling.

Resultaten exploratief onderzoek
• ± 50% van het totale juridische aanbod aan onbebouwde percelen is buiten de kern gelegen,
• slechts 40% — 47% hiervan kwam in aanmerking voor verdere analyse (geen verordenende voorschriften van toepassing, niet in woonuitbreidingsgebied),
• categorisering van de geanalyseerde percelen op basis van weigeringskans:
• hoge weigeringskans: ± 10% van de percelen,
• matige weigeringskans: 20% — 30% van de percelen,
• geen weigeringskans: 60% — 70% van de percelen.
Tot 70% van de onbebouwde percelen gelegen buiten de kern en in woongebied kan niet gevrijwaard worden.

Conclusies en aanbevelingen
De realisatie van een ambitieuze bouwshift lijkt onhaalbaar. De studie poneert enkele aanbevelingen om een eerste belangrijke stap in de juiste richting te zetten: strengere wetgeving (onder andere inzake zonevreemde basisrechten en functiewijzigingen), een duidelijk bestuurlijk traject (door het verplichten van een beleidskader ‘gedifferentieerd beleid in woongebied’) en samenwerking tussen de Vlaamse Overheid, de provincies en de lokale

besturen, maar eveneens met relevante stakeholders.

Een echte kentering impliceert na 2040 een traject naar regeneratieve stedenbouw waarbij niet alleen onbebouwde percelen worden gevrijwaard maar waarbij ook een herstel van de open ruimte wordt nagestreefd door slecht gelegen bebouwde percelen terug te geven aan de open ruimte.

De volledige masterproef kan u hier raadplegen